Visceraal vet

Viscerale vet






 



Het lichaamsvet is een van de grootste organen van ons lichaam en ook metabool zeer actief. Het is een belangrijke bron voor brandstof op momenten dat we enige tijd niet gegeten hebben. Dit hadden onze vroege voorouders met name hard nodig om te kunnen overleven bij voedselschaarste.

Het maakt echter ook vele hormonen aan die communiceren met de rest van ons lichaam, zoals onze hersenen. Een voorbeeld hiervan is het leptine, dat bij afgifte uit het vet in het bloed de eetlust laat afnemen.

Bij teveel of te weinig opgeslagen vet zullen er stoffen worden afgegeven die belangrijke processen in je lichaam verstoren en ziektes veroorzaken.

 

Het lichaamsvet kun je onderdelen in twee soorten. Het viscerale vet dat rondom de interne organen in de buik ligt en deze organen beschermt. Subcutaan vet zit vlak onder de huid overal op het lichaam zoals bij de bovenarmen, heupen, billen, dijen en buik.  

Het hebben van een slanke buik is een belangrijke indicator van een goede gezondheid. Om grote vetophopingen te voorkomen, werken er normaal gesproken verschillende chemicaliën met elkaar samen die ons vertellen wanneer we moeten eten en wanneer we verzadigd zijn. Dit chemische feedbacksysteem, dat is gebaseerd op de communicatie tussen de hersenen, maag-darmen, vetweefsel en andere belangrijke organen, oftewel de verbinding tussen hersenen en het lichaam, is wat er voor zorgt dat we gezond blijven of wat ons gevoeliger kan maken voor gewichtstoename en de opslag van visceraal vet.

De bloedsuikerspiegel is de centrale spil van gewicht en eetlust. Het wordt grotendeels door het hormoon insuline onder giftige waardes gehouden. Insuline brengt nadat we een koolhydraten en/of suikers hebben gegeten of gedronken de bloedsuikerspiegel (glucose) omlaag en houdt het in balans. Wanneer we voedsel verteren, splitst ons lichaam alle suiker- en zetmeelproducten in eenvoudige eenheden glucose of fructose. Deze twee eenvoudige suikers komen vlot in onze bloedcirculatie en activeren de afgifte van insuline uit de pancreas en vervolgens heeft insuline de belangrijke taak om het bloedsuiker door ons hele lichaam naar de cellen te leiden. Dit proces voorziet ons wanneer het goed werkt van energie voor zaken als het werken van de hersenen, de weefsels en de spierfunctie.

Van belang om te beseffen is dat de geraffineerde zetmeelproducten (gemaakt van bloem/meel) niet veel anders zijn dan op elkaar gepakte ketens van glucose en dus net als suiker snel door het lichaam wordt opgenomen en gemetaboliseerd. Alleen de complexe en vezelrijke koolhydraten moeten eerst door de spijsverteringsenzymen in losse suikers worden geknipt en hoe complexer hoe meer tijd en moeite het kost om ze te verteren en op te nemen in het lichaam; denk hierbij aan echt volkoren meelproducten, zilvervliesrijst, groentes, peulvruchten, fruit , noten en zaden.

 

De uit voedsel opgenomen koolhydraten die niet direct nodig zijn voor de weefsels als brandstof worden door het insuline in eerste instantie als glycogeen opgeslagen in de lever (de hoogste concentratie) en in de spieren (de grootste hoeveelheid), waar het wordt gebruikt als makkelijk aanspreekbare energievoorraad. Het glycogeen is dus de compacte opslagvoorraad van suikers in ons lichaam.

Tegelijkertijd heeft insuline ook een belangrijke functie voor de opslag van lichaamsvet, inclusief het viscerale vet dat diep in ons lichaam is opgeslagen. Daarom noemen we insuline ook wel ons ​​vetopslaghormoon. Wanneer er veel glucose in onze bloedbaan zit en onze cellen al over voldoende glycogeenvoorraden beschikken, wordt de glucose namelijk opgeslagen als vet. Dit gebeurt echter sneller wanneer je geraffineerd bewerkte koolhydraten en suikerhoudend voedsel consumeert. Bewerkte zetmelen, zoals brood, pasta, pannenkoeken, koek (en ander deegwaren), witte rijst en ook voedsel dat veel suiker bevat alsmede frisdranken en vruchtensappen worden zoals eerder gezegd snel in de darm omgezet in glucose dat de bloedbaan binnenkomt en dan een grote afgifte van insuline uit de pancreas veroorzaakt.  Het resultaat hiervan is dus altijd vetopslag en gewichtstoename, omdat de glycogeenvoorraad nog niet aangesproken is. Vervolgens zal er ook nog weer redelijk snel (ongeveer 2,5 uur later) een hongergevoel opkomen die optreedt door de snelle daling in glucose als gevolg van die grote insuline uitstoot. Uiteindelijk leidt dit proces tot te veel en te vaak eten en onderhoudt het deze vicieuze cirkel, waardoor het moeilijk is om te stoppen met het eten en overgewicht snel zal optreden. Van het eten van suikers en/of meelproducten krijg je dus vaker honger!

 

Het nauwkeurig meten van het viscerale vet kan op verschillende manieren. Naast de kostbare opties CT-scan en MRI-scan, is ook de DEXA-scanner in staat om een onderscheid te maken tussen het viscerale buikvet en het minder slechte onderhuidse vet.  

Ook slanke mensen kunnen echter van binnen vervetten. Bij onderzoek blijkt ongeveer 40% van de relatief slanke mensen toch ook te veel visceraal vet te hebben.

Vetafzetting onder de huid, het subcutane vet, wordt als minder ziekmakend beschouwd, terwijl het viscerale vet als zeer ongewenst wordt beschouwd. Visceraal vet is echter moeilijker te zien omdat het diep gelegen tussen de organen weggestopt is. Dit brengt natuurlijk een gevaar met zich mee. Veel mensen kijken naar de bouw van het lichaam om te bepalen of er wel wat kilo’tjes bij of juist eraf kunnen. Hoewel dit een prima methode is om je perfecte uiterlijk te creëren, is het niet een effectieve manier om het viscerale vet in kaart te brengen.

Bij het vaststellen van risico’s van overgewicht en obesitas in Nederland wordt nog te veel waarde gehecht aan BMI, gewicht en buikomvang. Zo komt men volgens de NHG-standaard (Nederlandse Huisartsen Genootschap) in aanmerking voor een behandeling door de huisarts bij een verhoogd BMI (BMI hoger dan 25) én een ernstig vergrote buikomvang (mannen meer dan 102 cm, vrouwen meer dan 88 cm).

Het vasthouden aan BMI en buikomtrek als leidraad is opvallend, want de gezondheidsrisico’s van overgewicht worden niet bepaald door de kilo’s, maar door de aanwezigheid van het visceraal vet.

Een teveel aan visceraal vet is enorm schadelijk voor het menselijk lichaam.

Internationaal en nationaal onderzoek heeft aangetoond dat personen met een hoeveelheid visceraal vet meer dan 100 cm2 een verhoogd risico hebben op het “metabole syndroom” zoals we dat heel veel zien: hypertensie, diabetes type 2, hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker en nog veel meer. Bij meer dan 160 cm2 visceraal vet is er zelfs sprake van een ernstig verhoogd risico.

Door dit vet worden honderden stofjes/hormonen afgescheiden die van grote invloed zijn op je gezondheid (zie hieronder). En een toename van het viscerale vet leidt daarnaast tot een afweerreactie van het lichaam. Ontstekingscellen hopen op tussen de viscerale vetcellen en starten een ontstekingsreactie die chronisch wordt. Het is ook deze chronische ontstekingsreactie die leidt tot de genoemde ernstige ziekten. Ik zal hier een aantal risico's van teveel visceraal vet benoemen:

 

Chronisch verhoogde ontstekingsreacties: Visceraal vet doet meer dan alleen maar leiden tot chronische laaggradige ontstekingen. Het raakt door het produceren van interleukines ook zelf ontstoken. Dit ontstoken vet slaat witte bloedcellen op en dat start weer een reeks auto-immuunreacties.

Chronisch sluimerende ontstekingen zijn uiteindelijk de oorzaak van de meeste ziekten van ons lichaam en dit is de reden waarom inflammatoir buikvet wordt gekoppeld aan bijvoorbeeld diabetes type 2, hart en vaatziekten, cognitieve achteruitgang zoals Alzheimer, depressies, artritis en ga zo maar door.

 

Groot risico op diabetes type 2: Het viscerale vet speelt een zeer centrale rol speelt bij de ontwikkeling van insulineresistentie, wat een verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes type 2 betekent.

Het verminderen van visceraal vet door middel van vasten, afvallen en een gezond koolhydraat arm dieet is één van de belangrijkste natuurlijke diabetesbehandelingen die er zijn.

 

Maakt het moeilijker om af te vallen: Mensen worden naarmate de tijd vordert zwaarder en zwaarder en een andere belangrijke reden is dat opgeslagen overmatig visceraal vet het verzadigingsgevoel beïnvloedt onder ander door leptine resistentie in het verzadigingscentrum in de hersenen te veroorzaken. Leptine is een hormoon dat de hersenen informeert over de hoeveelheid energie die er in het lichaam is opgeslagen. Hoe meer vet je hebt hoe meer leptine er wordt aangemaakt en hoe hoger de leptine spiegels. Een soort van vetmeter! Maar door een teveel van visceraal vet ontstaat er echter, ondanks dat er veel leptine in het bloed is, geen verzadigingsgevoel en dus geen eetlust onderdrukking en hou je de eetlust.

Overmatig vet knoeit dus met onze eetlust en maakt het vanwege hormonale veranderingen die plaatsvinden gemakkelijker om nog meer te eten.

 

Frequenter hogere niveaus van insuline bevordert namelijk ook een efficiëntere omzetting van onze suikers in lichaamsvet. Het eten van geraffineerde koolhydraten (zetmeelproducten, witte bloem, suikers) in tegenstelling tot de complexere koolhydraten zoals in groenten en fruit, kan ervoor zorgen dat het ‘ingestelde’ lichaamsgewicht van het lichaam geleidelijk toeneemt.

Jouw ‘instelwaarde’ is in feite het gewicht dat jouw lichaam door middel van controle over de hormonale boodschappers in de hersenen probeert te behouden. Wanneer je dus geraffineerde koolhydraten zoals witte bloem en suiker producten eet, worden de vet opslaghormonen in overmaat geproduceerd, waarbij het instelpunt stijgt en het moeilijk wordt om een koolhydraatarm, gezond dieet te volgen.

Daarom is het belangrijk om in plaats van de situatie te laten escaleren je de suiker en koolhydraatverslaving een halt toeroept en de gewichtstoename en de viscerale vetvorming vroegtijdig aanpakt.

 

Hoger risico op hartaandoeningen en beroertes: Buikvet-gegenereerde inflammatoire cytokines zijn ook de belangrijkste boosdoeners als het gaat om hart- en vaatziekten en vele andere inflammatoire aandoeningen. Wanneer je lichaam chronisch ontstoken is zal dat gaandeweg leiden tot de opbouw van plaque in je bloedvaten.

Visceraal vet gaat dus direct gepaard met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk en hoog cholesterol als resultaat hiervan.

De hoge bloeddruk, het hoge cholesterol en de hart en vaatziekte zijn dus het gevolg van een hoog visceraal vetgehalte!

 

Verhoogde kans op dementie: Een groeiend aantal bewijzen wijst op het feit dat er een sterk verband bestaat tussen obesitas en cognitieve achteruitgang, waaronder dementie. Sterker nog, het lijkt erop dat overtollige kilo's in het lichaam gelijk staan met minder hersenvolume en een slechter functioneren op oudere leeftijd.

Onderzoek toont aan dat mensen met meer visceraal vet een hoger risico op dementie hebben dan mensen met weinig vet. Dit geldt zelfs voor mensen met overtollig visceraal vet maar die verder een normaal gewicht (BMI) hebben. Hoe meer visceraal vet des te negatiever de impact op het geheugencentrum van de hersenen, de hippocampus.

Veel experts zijn nu van mening dat in plaats van de BMI de niveaus van visceraal vetweefsel (VAT, visceral adipose tissue) moeten worden beschouwd als de belangrijkste risicofactor voor de ontwikkeling van dementie.

Tijdens een onderzoek vonden onderzoekers dat verhoogde niveaus van visceraal vet bij niet-demente patiënten met diabetes Type 2 wordt gekenmerkt door abnormale veranderingen in het volume van de hippocampus. Andere onderzoeken hebben ook aangetoond dat hoe meer buikvet iemand heeft, hoe groter het risico op kleine beroertes en een afnemende hersenfunctie.

 

Hogere kans op depressies en stemmingsproblemen: Omdat overtollig lichaamsvet wordt gekoppeld aan hormonale veranderingen, waaronder die van serotonine en andere neurotransmitters van de hersenen, kan overtollig lichaamsvet een negatief effect hebben op je humeur.

Een onderzoek uit 2014 toonde aan dat depressieve symptomen verband houden met viscerale adipositas bij volwassenen van middelbare leeftijd. Om de relatie tussen de metingen van adipositas en depressie te onderzoeken, onderzochten onderzoekers visceraal vetweefsel (VAT) en depressieve symptomen bij 1.581 vrouwen (gemiddelde leeftijd 52.2 jaar) en 1.718 mannen (gemiddelde leeftijd 49.8 jaar). Na correctie voor leeftijd, Body Mass Index, roken, alcohol en andere factoren, lieten de resultaten zien dat hogere niveaus van opgeslagen VAT zich vertaalden naar een hogere kans op depressie.

Het viscerale vet blijkt ook hier een uniek ziekmakend vet te zijn dat metabool actief is en de gezonde neurotransmitterfunctie verstoort.

Bij vrouwen met veel visceraal vetopslag blijkt bij onderzoek overigens de associatie met depressie nog wat groter te zijn dan bij mannen met veel visceraal vet.

 

Vruchtbaarheid en viscerale vet: Er is een directe relatie tussen het hebben van onder of overgewicht en de ontwikkeling van de puberteit, vruchtbaarheid en moment van eerste menstruatie. Hoe meer vetmassa hoe vroeger een meisje haar eerste menstruatie krijgt. Hoe meer overgewicht hoe kleiner de kans om zwanger te worden.

Hoe meer visceraal vet hoe meer het eiwit aromatase wordt geproduceerd door het vet dat de omzetting veroorzaakt van mannelijke hormonen (zoals testosteron) in vrouwelijke hormonen, de oestrogenen. Zowel bij mannen als bij vrouwen, waar bij vrouwen het kan werken als een soort anticonceptie, maar bij mannen voor verminderde aanmaak van spermacellen en een laag testosteron niveau met een verminderde potentie.

 

Visceraal vet en kanker: Er zijn diverse kankersoorten bekend waarop iemand met overgewicht of obesitas serieus meer kans heeft, waaronder baarmoederkanker, borstkanker, eierstokkanker, dikke darmkanker en prostaatkanker.

De door het viscerale vet geproduceerde ontstekingsstoffen kunnen de groei van kankercellen bevorderen. Ook hogere niveaus oestrogenen vergroten de kans op een aantal kankers.